Elke inwoner van Nederland gebruikt 124 liter water, elke dag opnieuw. Dit water is vies geworden door zeep, vuil van ons lijf, vuil van kleren uit de wasmachine, poep en plas, etensresten, haren, verf en ga zo maar door. Dat vieze water noemen we rioolwater of afvalwater. Dit water kunnen we niet zomaar op straat of in de sloot gooien. vroeger Vroeger ââ¬â toen er nog geen riool was en er weinig mensen in Nederland woonden ââ¬â gebeurde dat wel. We lieten het afvalwater ââ¬Ëgewoonââ¬â¢ weglopen in rivieren, sloten en meren. Dat was eerst niet zoââ¬â¢n probleem. Water kan zichzelf namelijk een beetje schoonmaken. Dat komt omdat er in het water bacteriën zitten die vuil uit het water kunnen opeten. Maar toen er meer mensen kwamen en er dus meer afval in het water kwam, ging het mis. De bacteriën konden het niet meer bijbenen en het water werd heel vies. Bovendien konden planten en dieren ook niet meer goed in dat vieze water leven. nu In 1970 heeft onze regering besloten dat het anders moest. Er zijn toen ongeveer 500 speciale fabrieken gebouwd die vies water weer schoonmaken. Dit noemen we rioolwaterzuiveringsinstallaties (mooi woord voor galgje). Het afvalwater uit jouw huis gaat via de wc, gootsteen of douche naar het riool. Ook het regenwater dat op straat valt of op het dak van jouw huis gaat in de meeste gevallen naar het riool. Het riool bestaat uit buizen onder de grond. Deze buizen gaan naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Daar wordt het water uit het riool schoongemaakt. Het schone water gaat daarna weer terug naar de natuur. Wist je dat... tot ongeveer 35 jaar geleden afvalwater 'gewoon' geloosd werd in meren, rivieren, kanalen en beken? De rivier de RIJN werd wel eens het 'grootste open riool van Europa' genoemd. Dat is nu gelukkig niet meer zo.
Hansje Brinker woonde in Haarlem. Vroeger was Haarlem ÃÆÃÂ©ÃÆÃ©n van de belangrijkste steden van ons land. Hansjes vader was sluiswachter. Hij moest er voor zorgen dat de sluizen op tijd geopend en gesloten werden zodat de waterstand op peil was. Hansjes vader had heel belangrijk werk. Als hij niet goed oplette, dan zou het land overstromen. Op een dag liep Hansje langs het kanaal en zag dat het water erg hoog stond. Het had dan ook al veel dagen achter elkaar geregend. Plotseling schrok hij, hij hoorde water door de dijk sijpelen. Hansje keek rond en zag een klein gaatje, een lek in de dijk!!! Hij begreep meteen dat hier een ernstig gevaar dreigde: dat kleine gaatje waar het water nu doorheen sijpelde zou snel groter worden. En een dijkdoorbraak zou voor een ramp zorgen! In een flits wist hij wat hem te doen stond: hij duwde zijn vinger in de dijk om het gat dicht te houden. Ook riep hij luidkeels om hulp. Maar niemand hoorde hem, hoe hard hij ook riep. Het werd donker en koud en nog steeds stond Hansje daar met zijn, inmiddels door de kou gevoelloze arm, zijn vinger nog altijd stevig in de dijk. Pas de volgende ochtend werd hij gevonden. Een dominee, die had gewaakt bij het ziekbed van een zieke, liep over de dijk terug naar huis toen hij heel zacht hoorde snikken. "Wat ben je daar aan het doen?", vroeg hij aan de verkleumde Hansje. "Ik houd het water tegen, de dijk is stuk,� snikte het ventje, HELP!!!" Gelukkig was het leed toen snel geleden. De dominee haalde hulp en het gat in de dijk werd dicht gemaakt. En Hansje? Hij was de grote held van Haarlem. Hij had de stad voor een ramp behoed en vele duizenden mensenlevens gered. Op de Woerdersluis bij het dorpje Spaarndam kun je een monument van Hansje Brinker bekijken. Dus: zorg goed voor de dijk, want dat kan een ramp voorkomen.
De waterketen gaat helemaal door buizen. Kijk maar op de tekening hiernaast. Van grond- of rivierwater wordt drinkwater gemaakt. Na gebruik van het drinkwater verdwijnt het via het afvoerputje of de wc in de riolering. Het gaat op weg naar de rioolwaterzuivering van het waterschap. Het waterschap maakt het water in de rioolwaterzuiveringsinstallaties weer zó schoon dat het terug de natuur in kan. Het waterschap maakt er geen drinkwater van, maar oppervlaktewater.
Eerst haalt het grofvuilrooster de grotere stukken vuil eruit, zoals bladeren, takken, patatbakjes en blikjes, maar ook papieren luiers en maandverband. Achter een rooster blijft al het grotere vuil hangen. Het vuil gaat naar de vuilverbranding. Het water stroomt door naar de zandvang. De zandvang haalt het zand eruit. Doordat het water langzaam stroomt, zakt het zand naar de bodem. Het zand gaat naar de stort-plaats. De voorbezinktank haalt het kleine vuil eruit, zoals poep, toiletpapier, restjes van eten, blaadjes van de bomen en struiken. Ook haalt deze tank het vet eruit, héél véél VET! Het kleine vuil zakt naar de bodem en het vet blijft drijven. Dit vuil noemen we slib. Via allerlei buizen gaat het naar de slibfabriek. In de beluchtingstank eten bacteriën het vuil op dat in het water is opgelost. Denk maar aan restjes koffie, thee, limonade, melk, maar ook waspoeders, zeep, shampoo en natuurlijk heel veel plas (urine). De bacteriën eten lekker hun buikje vol. Nu zitten er alleen nog volgevreten bacteriën in het water. Gelukkig zijn die bacteriën er makkelijk uit te halen. Ze zijn helemaal samengeklonterd en zó zwaar geworden, dat ze in de nabezinktank vanzelf naar de bodem zakken. Een deel van de bacteriën gebruiken we opnieuw in de beluchtingstank. De rest gaat naar de slibfabriek. Het water is nu zó schoon dat het terug kan naar de natuur. Maar het is nog niet goed voor jou om te drinken, hoor! Voor planten en dieren is het wel schoon genoeg. Meestal gaat het naar een rivier of een meer.